Hebben en zijn verleden tijd Duits?
HABEN, SEIN EN WERDEN
sein (zijn)tegenwoordige tijd | werden (werden)verleden tijd | |
---|---|---|
du | bist | wurdest |
er /sie/es | ist | wurde |
wir | sind | wurden |
ihr | seid | wurdet |
Hebben en zijn Duits?
Hieronder vindt u het vervoegingsoverzicht van de werkwoorden sein (zijn), haben (hebben) en werden (“worden” en “zullen”). Deze drie werkwoorden komen het vaakst voor in de gesproken taal.
Wat is de tegenwoordige tijd van werden?
De vervoeging van het werkwoord werden in de tegenwoordige tijd ziet er per onderwerp als volgt uit: Ik word / ik zal: ich werde. Jij wordt / zal: du wirst. Hij/zij/het/men wordt / zal: er/sie/es/man wird.
Hoe vervoeg je het werkwoord sein?
Vervoeging van sein
- ich bin.
- du bist.
- er/sie/es ist.
- wir sind.
- ihr seid.
- sie sind.
Wat is de stam van haben in de verleden tijd?
Verleden tijd van sein, haben, werden
v.t. ‘sein’ | v.t. ‘haben’ | |
---|---|---|
ich (= ik) | war | hatte |
du (= jij) | warst | hattest |
er (= hij) | war | hatte |
wir (= wij) | waren | hatten |
Hebben in verleden tijd?
hebben/vervoeging
vervoeging van het werkwoord hebben | ||
---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | |
u | hebt heeft | had |
gij, ge | hebt | hadt |
hij, zij, het | heeft | had |
Wat is haben?
Dit artikel behandelt de vervoeging van de belangrijkste drie werkwoorden in de Duitse grammatica: sein, haben en werden (= zijn, hebben en zullen/worden). Hierbij komt zowel de tegenwoordige tijd als de verleden tijd van het werkwoord in het Duits aan bod.
Wat is het voltooid deelwoord van werden?
Werden (worden) Een voorbeeld hierbij is ‘Sie wurden doch gerufen! ‘ Het voltooid deelwoord hierbij is geworden.
Waren rijtje?
– Sie ist krank gewesen….More videos on YouTube.
verleden tijd | ||
---|---|---|
ich du er/sie/es wir ihr sie/Sie | war warst war waren wart waren | ik was jij was hij/zij/het was wij waren jullie waren zij waren/u was |
Zou vorm van sein?
Je ziet dat in het Duits sind verandert in seien, in het Nederlands zijn in zouden zijn….Konjunktiv 1.
voorbeeld: sein | ||
---|---|---|
ich du er/sie/es wir ihr sie/Sie | sei seiest sei seien seiet seien | ik zou zijn jij zou zijn hij/zij/het zou zijn wij zouden zijn jullie zouden zijn zij zouden zijn // u zou zijn |
Wat is de stam van sein?
Sein (zijn) Een voorbeeld hierbij is ‘Wir waren zu Hause. ‘ Het voltooid deelwoord hierbij is gewesen. Je krijgt hierbij dan als persoonsvorm gewoon de tegenwoordige tijd, zoals bij ‘Du warst gewesen’.